Heel vaak krijg ik de vraag: “Maar hoe pak je het dan aan als je kind iets doet wat écht niet mag?”. Soms lijkt er een misverstand te bestaan dat natuurlijk ouderschap hetzelfde is als grenzeloos ouderschap. Dat is niet zo, want ook mijn kinderen groeien op in een gezin waar grenzen zijn. Over het algemeen lukt het ons best goed om die afspraken na te leven en de grenzen die hieruit voortkomen te hanteren, maar ook ik sta natuurlijk wel eens te schelden als Soof voor de vijfde keer de bloemen uit de plantenbak trekt. Dus maak je geen illusies, ook dát hoort bij het ouderschap. Maar hoe kun je je kind begrenzen? En doe je dat duidelijk en op een liefdevolle manier?

AFSPRAKEN IN PLAATS VAN REGELS

Allereerst gelden er in ons huis afspraken in plaats van regels. Het verschil tussen deze twee is dat regels worden bepaald -voor je kind- en afspraken worden gemaakt -met je kind-. Daarbij zijn afspraken geldend voor iedereen binnen het gezin, dus ook voor de volwassenen. Je kunt het zien als normen die je met elkaar hanteert. Normen waarmee je de waarden die jullie belangrijk vinden tot uiting brengt. Bij ons geldende afspraken zijn bijvoorbeeld dat wij elkaar niet slaan, we geen spullen kapot maken en we direct stoppen als de ander aangeeft iets niet leuk te vinden. Oké, tot zover allemaal duidelijk en harmonieus toch? Maar wat als je kind zich niet aan die afspraken houdt? Dat gebeurt hier natuurlijk ook heus wel eens.

AFSPRAAK IS AFSPRAAK

Voordat je een grens stelt is het belangrijk dat je achter de afspraken staat die in jullie gezin gelden. Dat je de grens ook echt voelt als die afspraken niet worden nageleefd. Want als jij niet echt voelt dat het een ‘nee’ is, zul je minder vasthoudend zijn in het naleven van de afspraken. Bovendien is je overtuigingskracht ook minder. Onderzoek eens bij jezelf of die ‘nee’ misschien een ‘ja’ zou moeten zijn, of wellicht moet je meer gaan voelen waar jouw eigen grens zich bevindt voordat je hem kunt stellen.

LIEFDEVOL BEGRENZEN DOE JE ZO

Er is geen vast recept voor liefdevol begrenzen, maar toch hanteren wij een redelijk vaste volgorde in situaties waarin er begrensd moet worden. Hieronder deel ik onze manier met je en aansluitend licht ik het toe aan de hand van een voorbeeld.

  1. Observeer en verplaats je in het perspectief van je kind
    Voordat je op je kind afgaat (of afvliegt als het je hoog zit) is het helpend om eerst even pas op de plaats te maken. Wat gebeurt er nu precies? En kun je je verplaatsen in waarom je kind doet wat hij doet? Door oog te hebben voor het waarom kun je makkelijker inspelen op de behoefte die erachter schuilt.
  2. Maak contact en stel een grens
    Kom op ooghoogte en benoem wat je ziet. Stel een grens door aan te geven welk gedrag moet stoppen, maar vergeet niet om ook de reden uit te leggen. Hierdoor leert je kind niet alleen het wát (de afspraak) maar ook het waarom. En dat helpt hem dan weer zijn empathie en geweten te ontwikkelen. Zorg ervoor dat je non-verbale en verbale communicatie overeen komt. Want hoe grappig sommige situaties ook zijn, het is natuurlijk heel verwarrend als je giechelend roept dat iets niet mag.
  3. Biedt een alternatief
    Na het stellen van een grens is het duidelijk voor je kind welk gedrag moet stoppen. Maar ja, wat dan wel? Door een alternatief aan te bieden kun je je kind handvatten geven hoe hij anders met bepaalde emoties kan omgaan. Afhankelijk van de leeftijd kun je natuurlijk ook samen een alternatief bedenken.
  4. Reflecteer
    Hoe ouder je kind wordt, hoe makkelijker het is om samen te reflecteren op de situatie. Is de rust wedergekeerd en de sfeer weer relaxed? Ga in gesprek opzoek naar waarom je kind tot een bepaalde actie is gekomen. Wees niet veroordelend, maar nieuwsgierig en betrokken. Hierdoor krijg je de kans om samen de oorzaak aan te pakken, in plaats van enkel het gevolg.
  5. Herhaal
    Het lijkt soms een gebed zonder einde, maar herhaling is nu eenmaal nodig voordat je kind de afspraak ook gaat begrijpen en naleven. Straffen en belonen zijn hiervoor niet nodig. Het verplaatsen in je kind, rustig je grens aangeven en (tot in den treuren) het waarom herhalen wél. Dit vraagt soms veel van je geduld, maar het kan helpen om je af te vragen hoeveel geduld je had toen je kindje leerde lopen. Want net als lopen, is afspraken naleven een vaardigheid die kinderen moeten leren door simpelweg heel veel te oefenen.

Voorbeeld
Het is mei 2020 en Puk is 3 weken oud. Het is de tweede dag dat mijn man weer gaat werken en ik dus alleen ben met mijn twee dochters. Terwijl ik Puk borstvoeding geef op de bank komt Soof langsgelopen en geeft haar zusje plotseling een klap op haar hoofd. Ik schrik me natuurlijk wezenloos, maar het lukt me gelukkig om rustig te blijven.
1. Observeer
Ik realiseerde me dat dit iets te maken moest hebben met de nieuwe situatie, alle veranderingen en het ineens moeten delen in aandacht.
2. Maak contact en stel een grens
Ik pakte Soof haar hand en zocht oogcontact. “Soof kom eens hier. Hier schrik ik heel erg van! Slaan doen we niet. Zie je Puk? Ze moet nu heel hard huilen, zij is ook geschrokken en heeft pijn. En het is ook gevaarlijk, want van slaan kan haar hoofdje kapot gaan.”
3. Biedt een alternatief
“Als je boos bent en wil slaan, doen we dat niet op elkaar maar kun je dat doen op de poef of op dit kussen”.
4. Reflecteer
Nadat ik Soof had begrensd, werd meteen duidelijk dat ze er zelf ook van geschrokken was. Ik vroeg haar waarom ze Puk had geslagen. En hoewel ze toen nog 3 moest worden kon ze al aangeven: “Ik vind het zo vervelend dat Puk de hele tijd bij jou is”. Ik erkende haar gevoel door aan te geven dat ik snap dat het moeilijk is voor haar. We spraken af dat ik haar naar bed zou brengen die avond en we een aantal dagen erna samen op pad zouden gaan. Daarbij bespraken we samen hoe zij in het vervolg kan aangeven als zij wat ‘alleen tijd’ wil met mij, om te voorkomen dat zij weer tot slaan zou overgaan.

TIME-IN IN PLAATS VAN TIME-OUT

Natuurlijk heb ik ook wel eens de behoefte om mijn kinderen achter het behang te plakken. Toch kies ik nooit voor een straf of een time-out. In plaats daarvan helpt het ons wel om te kiezen voor een time-in.  De overeenkomst is dat je in beide gevallen je kind uit de situatie haalt, met als verschil dat je bij een time-out kiest voor afzondering en bij een time-in voor verbinding. Een time-in is een moment van pauze mét je kind. Samen stap je uit de situatie om te kalmeren, het gedrag te stoppen of het probleem op te lossen. En waar een time-out kan zorgen voor nog meer strijd omdat je tegenover elkaar komt te staan, zorgt een time-in ervoor dat je samen in verbinding tot een oplossing komt. Soms is het al genoeg om je kind de ruimte te geven om even te ontladen. Op een ander moment biedt een time-in je de gelegenheid om echt in gesprek te gaan over het voorval. Hierdoor is je kind niet bezig hoe hij zo snel mogelijk van dat strafstoeltje af komt, maar ontstaat er ruimte om de situatie echt een leermoment te laten zijn. Het kost net zoveel tijd en moeite, maar het resultaat is dat je kind niet alleen leert dát er afspraken zijn, maar ook wáárom. Daarbij helpt deze aanpak je kind ook om woorden te vinden voor zijn gevoel, waardoor hij in het vervolg beter in staat is om zijn behoeftes bespreekbaar te maken.

En zo geloof ik dat Soof leert dat ze Puk niet mag slaan. En zo geloof ik ook dat ze zich aan die afspraak zal houden. Niet om te voorkomen dat er straf volgt, maar omdat ze begrijpt dat ze daarmee haar zusje pijn doet. En zo doen wij dus niet aan straffen, maar aan liefdevol begrenzen. Omdat wij onze kinderen niet willen trainen tot brave en volgzame puppy’s, maar ze willen helpen ontwikkelen tot bewuste en empathische mensen.